FAQ: Richtlijn Psychische problemen

15 vragen en antwoorden
Gerelateerd: FAQ Overspanning en burn-out voor werkgevers

Gebruik de samenvatting van de NVAB-richtlijn Psychische problemen (pdf) bij begeleiding van werkenden met overspanning of burn-out.

A. Algemeen

1. Wat zijn de belangrijkste uitgangspunten van de richtlijn?

De uitgangspunten van de NVAB-richtlijn Psychische problemen zijn:

  1. De kern van lichte tot matig ernstige psychische problematiek ligt in het verlies van grip en controle op zichzelf en de situatie. Dit verlies ontstaat doordat iemand voor hem belangrijke doelen en waarden niet (meer) kan realiseren. Mede daardoor kan de werkende eisen en problemen vanuit de omgeving niet meer het hoofd bieden.
  2. Het herstel is een oplossingsgericht proces, waarin de betrokkenen (werkende en werkomgeving) zelf grip en regie opbouwen. Met als doel dat uiteindelijk belangrijke waarden en doelen weer gerealiseerd kunnen worden. Dit proces telt drie fasen:
    • de crisisfase;
    • de oplossingsfase;
    • de toepassingsfase (van de oplossingen).

Terug naar index | Terug naar themapagina

2. Wat is mijn rol als bedrijfsarts of verzekeringsarts?

De bedrijfsarts en verzekeringsarts (in de rol bij verzuimbegeleiding) vervullen de rol van procesbegeleider. Ze volgen en beoordelen het proces naar herstel van grip en controle. In de rol van procesbegeleider stimuleren ze de zelfregie en het zelfmanagement van de werkende en de omgeving. Zo nodig schakelen ze andere (zorg)systemen en professionals in.
Voor verzekeringsartsen die bij het UWV de WIA-aanvraag doen, biedt de richtlijn een kader om de begeleiding te evalueren.

Terug naar index | Terug naar themapagina

 

B. Diagnostiek

3. Hoe stel ik de procesdiagnose?

Bij een procesdiagnose stel je vast in welke fase van het herstel de werkende zich bevindt en de fase zich verhoudt tot de duur van het proces. Fasediagnostiek vindt niet plaats op basis van aard, ernst of duur van de klachten. Maar op basis van de antwoorden op algemene procesvragen (Wat houdt u momenteel bezig? Waar denkt u veel over na?) en fase-specifieke procesvragen (zie hulpmiddel 2 uit de NVAB-richtlijn Psychische problemen) en de verhouding van de fase tot de monitorend bedoelde tijdlijn.
Ga na en documenteer:

  • In welke fase van probleemoplossing/herstel de werkende en de werkomgeving zitten.
    1. Crisisfase: de werkende is de greep op zijn functioneren kwijt. De focus van de antwoorden van de werkende ligt over het algemeen met name bij lichamelijke en mentale klachten.
    2. Oplossingsfase: de focus van de werkende ligt met name op oplossingen en doelen. Uit het contact blijkt dat de crisisfase is afgerond.
    3. Toepassingsfase: de focus van de werkende ligt op het toepassen van oplossingen. Uit het contact blijkt dat de crisis- en oplossingsfase zijn afgerond.
  • Hoe lang werkende en werkomgeving in de huidige fase zitten.
  • Welke hersteltaken zijn of worden uitgevoerd.

Stel vervolgens vast of er sprake is van een adequaat proces of stagnatie door na te gaan of: 

  • de gediagnosticeerde fase voldoet aan de verwachte duur conform het fasen-takenmodel;
  • de voorgaande fase(n) qua hersteltaken zijn afgerond.

Terug naar index | Terug naar themapagina

4. Hoe stel ik stagnatie vast?

Stagnatie in het herstelproces bestaat als de werkende de procesfasen en de daarbijbehorende hersteltaken niet afrondt volgens de tijdlijn van het fasen-takenmodel. De tijdlijn heeft een signaalfunctie om tijdig stagnatie te signaleren en interventies in te zetten (zie ook het fasen-takenmodel).

Terug naar index | Terug naar themapagina

5. Hoe stel ik de situationele diagnose?

Bij een situationele diagnose brengen bedrijfsarts, verzekeringsarts (bij verzuimbegeleiding), werkende en werkomgeving in kaart wat de betrokkenen in het werk willen bereiken en wat daarvoor nodig is. Bij een adequaat herstelproces kan dit globaal. Verdieping is alleen nodig bij stagnatie. Als de werkende in de crisisfase verkeert, kan het lastig zijn zicht te krijgen op de situationele diagnose. Dit is inherent aan de crisisfase, waarin de oriëntatie van de werkende nog niet gericht is op oplossingen.

  • Inventariseer (globaal bij een adequaat herstelproces, uitgebreid bij stagnatie):
    • welke doelen en waarden werkende en werkomgeving nastreven;
    • wat er goed gaat;
    • wat de werkende en de werkomgeving zelf al hebben gedaan;
    • welk oplossingsgericht gedrag in het verleden succesvol was en hoe daarbij kan worden aangesloten;
    • wat de werkende en de werkomgeving nodig hebben.
  • Inventariseer bij stagnatie ook:
    • welke bevorderende en belemmerende factoren de werkende en de werkomgeving ervaren in relatie tot (werk)functioneren;
    • welke oorzakelijke, uitlokkende en onderhoudende factoren er zijn voor het verlies van grip en controle (werkomgeving, privé-omgeving, zorgomgeving);
    • welke oplossing(srichting)en bijdragen aan herstel.

Let op de volgende factoren en aspecten voor de inventarisatie:

  • Bevorderende aspecten voor de werkende:
    • Duidelijk beeld van wat moet veranderen in (interactie met) de werksituatie.
    • Oplossingsgerichte attitude.
    • Probleemoplossende vaardigheden.
  • Belemmerende aspecten voor de werkende:
    • Beperkingen in energie of in het cognitief functioneren:
      • concentratie;
      • aandacht;
      • geheugen;
      • overzicht houden;
      • besluitvaardigheid;
      • informatie verwerken;
      • meervoudige/complexe taken uitvoeren;
      • plannen, structureren en prioriteren.
  • Bevorderende aspecten voor de werkomgeving:
    • Bereidheid om met de werkende naar voor hem/haar belangrijke doelen te kijken.
    • Steun vanuit de werkomgeving voor de werkende.
    • Voldoende regelruimte om daadwerkelijk maatregelen te kunnen nemen
  • Belemmerende aspecten voor de werkomgeving:
    • Hoge inspanning met lage beloning ('hoge inspanning': tijdsdruk, fysieke inspanning en taakinterrupties; 'lage beloning': financiële beloning, waardering, baanzekerheid en ontwikkelingsmogelijkheden).
    • Hoge psychologische taakeisen (tijdsdruk, werktempo, geestelijk inspannend werk).
    • Weinig taakautonomie.
    • Weinig sociale steun van collega's.
    • Weinig sociale steun van de leidinggevende.
    • Onrechtvaardigheid binnen de organisatie en/of binnen de relatie met leidinggevenden.
    • Hoge emotionele taakeisen.

Terug naar index | Terug naar themapagina

6. Wanneer stel ik een differentiële diagnose?

De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft als aanbeveling om na de proces- en situationele diagnose de differentiële diagnose vast te stellen. Dat past bij de procesmatige aanpak in de richtlijn, waarbij in de diagnostiek en begeleiding de nadruk ligt op factoren die de grip en controle op de eigen situatie en rol kunnen herstellen. Klachten zijn het gevolg van het verlies van grip en controle. Een te groot accent op de klachten kan leiden tot het idee dat de klachten eerst helemaal moeten verdwijnen voordat aan oplossingen kan worden gewerkt. Dat is niet het geval. Daarom is in de richtlijn de differentiële diagnostiek de derde diagnostische stap. Bij stagnatie is de aanbeveling om deze diagnostische stap uitgebreider te doen.  

Terug naar index | Terug naar themapagina

7. Hoe stel ik een differentiële diagnose?

De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft de volgende aanbevelingen:

  • Beoordeel of, en zo ja in welke mate, er sprake is van:
    • een stressgerelateerde component: interactie tussen de persoon en de eisen, problemen en gebeurtenissen vanuit de omgeving.
    • een kwetsbaarheidscomponent: aan de persoon verbonden biologische of verworven kwetsbaarheden.
  • Classificeer de problematiek in een van de volgende categorieën. Gebruik daarbij hulpmiddelen 4, 5 en 6 uit de NVAB-richtlijn Psychische problemen.
    • Stressgerelateerde stoornis (met sterk accent op de stressgerelateerde component):
      • spanningsklachten;
      • overspanning;
      • burn-out.
    • Depressie (met een sterker accent op de kwetsbaarheidscomponent).
    • Angststoornis (met een sterker accent op de kwetsbaarheidscomponent).
    • Overige psychiatrie (met een sterker accent op de kwetsbaarheidscomponent).

Overspanning of burn-out?

Er is sprake van overspanning als voldaan is aan alle vier de onderstaande criteria.

  1. Ten minste drie van de volgende klachten zijn aanwezig:
    • vermoeidheid;
    • gestoorde of onrustige slaap;
    • prikkelbaarheid;
    • niet tegen drukte/herrie kunnen;
    • emotionele labiliteit;
    • piekeren;
    • zich gejaagd voelen;
    • concentratieproblemen en/of vergeetachtigheid.
  2. Gevoelens van controleverlies en/of machteloosheid treden op als reactie op het niet meer kunnen hanteren van stressoren in het dagelijks functioneren. De stresshantering schiet tekort; de persoon kan het niet meer aan en heeft het gevoel de grip te verliezen.
  3. Er bestaan significante beperkingen in het beroepsmatig en/of sociaal functioneren.
  4. Distress, controleverlies en disfunctioneren zijn niet uitsluitend het directe gevolg van een psychiatrische stoornis.

Van burn-out is sprake als voldaan is aan de volgende drie criteria:

  1. Er is sprake van overspanning.
  2. De klachten zijn meer dan zes maanden geleden begonnen.
  3. Gevoelens van moeheid en uitputting staan sterk op de voorgrond

Terug naar index | Terug naar themapagina

8. Op welke risico’s ben ik alert bij de diagnostiek?

Er kunnen zich een aantal risicosituaties voordoen waarbij specifieke interventies nodig zijn. Het gaat onder andere om:

  • somatisatie: mensen presenteren en beleven hun klachten als lichamelijke klachten en herkennen het achterliggende psychosociale probleem niet óf mensen herkennen hun stressklachten wel, maar plaatsen hun lichamelijke klachten op de voorgrond. Hierdoor lossen mensen hun psychosociale problemen niet op;
  • een conflict in de arbeidssituatie;
  • ongewenst gedrag (seksuele intimidatie, agressie, pesten);
  • sterk ingesleten patronen van irrationele cognities of rigide persoonlijkheidskenmerken;
  • suïciderisico.

Overleg bij aanwezigheid van een van deze risicofactoren altijd met de huisarts of een andere behandelaar. Zie ook hulpmiddel 12 van de NVAB-richtlijn Psychische problemen.

Terug naar index | Terug naar themapagina

C. Begeleiding en hersteladviezen

9. Wat doe ik bij contact met de werkende?

Doorloop bij elk contact met de werkende de volgende stappen:

  1. Procesdiagnostiek (altijd).
  2. Vaststellen of er sprake is van een beroepsziekte.
  3. Situationele diagnostiek (globaal bij adequaat proces).
  4. Differentiële diagnostiek (globaal bij adequaat proces).
  5. Risicosituaties onderkennen (globaal bij adequaat proces).
  6. Evalueren resultaten eerder beleid en afspraken.
  7. Werkhypothese opstellen in overleg met werkende.
  8. Beleid afspreken en uitvoeren, waaronder altijd basisinterventies.

Terug naar index | Terug naar themapagina

10. Hoe vaak heb ik contact met betrokkenen?

De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft de volgende aanbevelingen:

  • Volg en beoordeel als procesbegeleider het proces naar herstel van grip/controle en functioneren. Stimuleer de zelfregie en het zelfmanagement van de werkende en de werkomgeving.
  • Houd de eerste 3 maanden gemiddeld eens per 3 weken een (vervolg)consult met de werkende, daarna eens per 4 tot 6 weken.
  • Zoek in de eerste 3 maanden elke 4 tot 5 weken contact met de werkomgeving/leidinggevende, daarna eens per 7 tot 8 weken.
  • Schakel zo nodig andere professionals in.

Terug naar index | Terug naar themapagina

11. Waaruit bestaan de basisinterventies en begeleiding?

De werkende staat centraal in het herstelproces. De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft algemene adviezen met betrekking tot behandeling en begeleiding:

  • Ondersteun de werkende met (behandel)interventies voor werkende en werkomgeving, gericht op zelfregie en -management (zie hierna).
  • Begeleiding met (eenvoudige) cognitief-gedragsmatige interventies kan stagnatie voorkomen of opheffen.
  • Houd het accent op de toekomst (oplossingen) en niet op het verleden (problemen).
  • Wees bij gunstig beloop/herstel actief met monitoren, maar terughoudend met interventies.

Basisinterventies

Bied de werkende altijd de volgende basisinterventies:

  • Voorlichting: geef uitleg over stress, overspanning, burn-out en psychische problemen (zie hulpmiddel 7 van de NVAB-richtlijn Psychische problemen).
  • Dagstructurering: behoud van of het aanbrengen van structuur in de dag en dagelijkse activiteiten helpt om problemen te relativeren en klachten te verminderen. Voldoende nachtrust, op vaste tijden naar bed gaan en opstaan en gezond eten helpt.
  • Bespreek belangrijke doelen en waarden in het werk (zie hulpmiddel 3 van de NVAB-richtlijn Psychische problemen)
  • Praatadvies: geeft de werkende aan dat hij problemen altijd alleen verwerkt, adviseer hem dan met anderen te praten. Praten levert vaak nieuwe inzichten op.

Basisinterventies gericht op de werkomgeving (zie hulpmiddel 11 van de NVAB-richtlijn Psychische problemen):

  • Geef voorlichting aan de werkomgeving over het ondersteunen van de werkende.
  • Ondersteun de werkomgeving om concrete oplossingsgerichte maatregelen met de werkende te bespreken.
  • Adviseer over preventieve maatregelen op het gebied van werkdruk, taakeisen, taakautonomie en sociale steun.
  • Adviseer over het versterken van werkgebonden hulpbronnen, zoals vertrouwen en samenwerking.
  • Adviseer indien nodig training of voorlichting aan het management.

Terug naar index | Terug naar themapagina

12. Welk advies kan ik de werknemer en werkgever geven?

Het is belangrijk dat de werknemer en werkgever betrokken zijn bij de terugkeer in werk. Stimuleer wederzijds contact in elke fase. Veel werkgevers vinden het lastig om het gesprek aan te gaan met een werknemer die verzuimt door psychische problemen. Het kan hen helpen om te proberen de persoon los te zien van de klachten.

Veel informatie over burn-out en overspanning richt zich op het vergroten van de veerkracht van de werknemer. Maar het realiseren van belangrijke waarden en doelen gaat over de interactie tussen mens en omgeving. Ga samen na welke beschermende factoren en welke risicofactoren aanwezig zijn. Stel vast welke rol deze factoren spelen in het proces en welke factoren beïnvloed kunnen worden voor een beter resultaat.

  • Beschermende factoren:
    • steun (van leidinggevende en/of collega's);
    • groeimogelijkheden;
    • autonomie;
    • vertrouwen;
    • samenwerking;
    • zelfeffectiviteit;
    • realisatie van persoonlijke waarden in werk.
  • Risicofactoren:
    • hoge inspanning in combinatie met lage beloning ('hoge inspanning': tijdsdruk, fysieke inspanning en taakinterrupties; 'lage beloning': financiële beloning, waardering, baanzekerheid en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • waarden en doelen niet kunnen realiseren;
    • hoge psychologische taakeisen (tijdsdruk, werktempo, geestelijk inspannend werk);
    • weinig taakautonomie;
    • weinig sociale steun van collega's en/of leidinggevende;
    • onrechtvaardigheid;
    • hoge emotionele taakeisen.

Terug naar index | Terug naar themapagina

13. Welke begeleiding bied ik bij stagnatie?

De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft de volgende aanbevelingen:

  • Bespreek met de werkende en de werkomgeving welke beschermende en risicofactoren aanwezig zijn (zie ook vraag 12).
  • Heroverweeg en verdiep de diagnostiek.
  • Consulteer of verwijs naar andere professionals als factoren die bij stagnatie een rol spelen daar aanleiding tot geven.
  • Bied zo nodig fase-specifieke interventies aan, afhankelijk van de fase waarin de stagnatie optreedt (zie ook hulpmiddel 7 t/m 10 van de NVAB-richtlijn Psychische problemen):
    • Crisisfase: piekeropdrachten.
    • Oplossingsfase: verdiepend inventariseren van waarden en doelen, inventarisatie van oplossingen en hulpbronnen, schrijf- en registratieopdrachten.
    • Toepassingsfase: werkschema’s, anticipatie-opdracht, saneringsopdrachten.
  • Vraag de werkende eerder terug op het spreekuur om het effect van de interventie te beoordelen en/of onderhoud contact met de professional waarnaar u verwijst.
  • Blijf het proces monitoren.

Terug naar index | Terug naar themapagina

D. Preventie

14. Hoort preventie bij mijn takenpakket?

Preventie van overspanning en burn-out is niet in deze richtlijn uitgewerkt. Het is wel de verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts om preventieve maatregelen te adviseren als naar aanleiding van een individuele spreekuurcasus, de RI&E of andere informatie(bronnen) blijkt dat er structurele risicofactoren zijn voor werkenden (zie vraag 12). Uiteraard adviseert de bedrijfsarts ook over structurele (andere) inzetbaarheidsbevorderende mogelijkheden.

Terug naar index | Terug naar themapagina

15. Wat kan ik doen aan preventie van overspanning of burn-out?

De NVAB-richtlijn Psychische problemen geeft de volgende aanbevelingen:

  • Adviseer:
    • organisatie- en/of werkplekonderzoek als er aanwijzingen zijn voor structurele risicofactoren;
    • werkplekonderzoek, RI&E of PMO als er aanwijzingen zijn dat meerdere werkenden problemen ervaren;
    • maatregelen om de riscofactoren te verminderen/weg te nemen en hulpbronnen te versterken (zie ook vraag 12 van deze FAQ).

Terug naar index | Terug naar themapagina