Veelgestelde vragen
23 oktober 2023
De NVAB is van mening dat een bedrijfsarts geen vertrouwenspersoon kan zijn van de eigen populatie.
De primaire taak van een ‘vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen’ is opvang van medewerkers die hiermee te maken hebben. Dit is de taak waarin de vertrouwenspersoon zich onderscheid van andere functionarissen die betrokken zijn bij het beleid ongewenste omgangsvormen, zoals leidinggevenden, P&O medewerkers, bedrijfsmaatschappelijk werkers, bedrijfsartsen e.d. Deze functionarissen kunnen de opvang van medewerkers niet verzorgen, aangezien ze al belast zijn met het ‘interveniëren’ in de problematiek of hier advies over moeten geven. Voor het ‘interveniëren’ of advies geven is onafhankelijkheid van groot belang. Voor de opvang daarentegen is het juist van belang dat de vertrouwenspersoon achter de melder gaat staan, voor waar aanneemt wat deze vertelt, de schuld van de situatie niet bij het slachtoffer legt (victim blaming), geheimhoudingsplicht heeft en geen actie neemt zonder toestemming van de melder. Een vertrouwenspersoon is daarmee dus juist partijdig.
Gezien deze partijdigheid is het vreemd om van de vertrouwenspersoon een onafhankelijk advies te verwachten (het gaat hierbij meer om het overbrengen van een wens van een melder). Ook is een vertrouwenspersoon niet pro-actief, maar juist reactief (de regie blijft bij de melder). Verder bepaalt niet een vertrouwenspersoon zelf waarvoor hij of zij is aangesteld, maar de werkgever. Dit is vastgelegd in beleid, waarin overigens ook de rechtsbescherming van de vertrouwenspersoon moet zijn geregeld. Werkgevers belasten de vertrouwenspersoon (conform Artikel 3, lid 2 Arbeidsomstandighedenwet) doorgaans met vier aspecten van psychosociale arbeidsbelasting, te weten: seksuele intimidatie, agressie & geweld, pesten en discriminatie. De vier onderwerpen hebben met elkaar gemeen dat er steeds één of meerdere vermeende daders in het spel zijn waartegen een melder een klacht in kan dienen bij de werkgever.