CBO-richtlijn Lyme-borreliose (2006): samenvatting voor de bedrijfsarts

Aanbevelingen
De richtlijn (CBO, 2006) bevat 56 aanbevelingen. Zeven daarvan gaan over preventie. Deze zijn uitermate relevant voor bedrijfsartsen. Ook een aantal aanbevelingen over laboratoriumdiagnostiek en over klinische beelden zijn zeer relevant. De aanbevelingen over behandeling zijn met name voor curatieve artsen bedoeld, maar tijdens de begeleiding van een werknemer met Lyme-borreliose kan deze informatie ook voor de bedrijfsarts nuttig zijn.

Epidemiologie en classificatie
Tussen 1994 en 2001 is het aantal door huisartsen in Nederland per jaar geregistreerde gevallen verdubbeld van 6.500 tot 13.000. Het aantal consulten voor tekenbeten is in die periode gestegen van 33.000 tot 65.000.
Het lastige van het diagnosticeren van Lymeziekte is, dat het een multi-systeemziekte is. Erythema migrans (EM), het eerste stadium, blijkt bij zo’n 77% tot 92% van de Lymepatiënten voor te komen.
Men deelt de ziekte in vier fasen in:
- Vroege Lyme-borreliose
- Vroege gedissemineerde Lyme-borreliose (binnen één jaar na de tekenbeet of na EM)
- Late Lyme-borreliose (> 1 jaar)
- Postinfectieuze klachten en symptomen (blijven na eradicatie van borreliose).

Laboratoriumdiagnostiek
De eerste keuze voor laboratoriumdiagnostiek is het testen op IgM- en IgG-antistoffen. Het lichaam doet er echter drie respectievelijk zes weken over om ze aan te maken. Er zijn ook fout-positieve reacties mogelijk en  bovendien betekent de aanwezigheid van antistoffen niet dat er een actieve infectie is.    
Bij een patiënt die mogelijk Lymeziekte heeft, maar een negatieve serologie, wordt aanbevolen de test enkele weken later te herhalen.

Klinische beelden en diagnostiek
Herkennen van EM is belangrijk voor de vroege diagnose. Het erytheem ontstaat drie dagen tot enkele maanden (gemiddeld 17 dagen) na de tekenbeet. Het EM treedt, zoals al hierboven gemeld, lang niet bij alle geïnfecteerden op!
De overige uitingen van Lyme-borreliose, zoals neuroborreliose (zoals perifere  facialisparese), Lyme-artritis en Lyme-carditis worden besproken.

Behandeling
Voor elke fase wordt een behandelingsadvies gegeven. Voor de behandeling van vroege Lyme-borreliose met orale antibiotica is er evidence op niveau 1* (zeer sterk bewijs). Antibiotische behandeling is ook effectief bij de behandeling van Lyme-artritis (niveau 1). Voor mensen met post-Lymeziektesyndrooom zonder aangetoonde persisterende infectie heeft langdurige behandeling met antibiotica geen gunstig effect (niveau 2).  
 
Preventie
Het vermijden van tekenbeten staat hier voorop. Persoonlijke bescherming vindt plaats met kleding (effectiviteit niveau 3), repellents op de huid en op de kleding (in combinatie effectiviteit niveau 4).
Het verwijderen van een teek binnen 24 uur wordt aanbevolen (niveau 4).
Er zijn aanwijzingen dat het profylactisch geven van antibiotica na een tekenbeet in endemische gebieden Lymeziekte kan voorkomen en kosteneffectief kan zijn. Er zijn echter ook nadelen: resistentie van onze normale menselijke microbiologische bewoners kan optreden en men kan de diagnose vertragen door het maskeren van de infectie. Bij de huidige prevalentie wordt dit in Nederland niet aanbevolen.  
Vroege detectie is daarom het belangrijkste, zodat zo nodig snel kan worden behandeld.


Conclusie
Risicopopulaties voor Lyme-borreliose zijn: bosarbeiders, werknemers die in parken en plantsoenen werken en bijvoorbeeld reizigers die in endemische gebieden verblijven en meer contact met teken kunnen hebben. Bedrijfsartsen die werkzaam zijn voor risicopopulaties dienen deze CBO-richtlijn goed te bestuderen en hun werknemers goede voorlichting te geven met name wat betreft preventie en vroege detectie. In sommige streken in Nederland is namelijk al 30% van de tekenpopulatie besmet!
Ook andere bedrijfsartsen zullen er in het kader van verzuimbegeleiding mee te maken krijgen. Zij zullen vooral aan de hoofdstukken over de ziektebeelden en de diagnostiek veel informatie kunnen ontlenen. 
In het kader van de samenwerking van bedrijfsartsen met curatief werkende collega’s, in dit geval met name huisartsen, neurologen en reumatologen, is deze richtlijn zeer waardevol. 

* De indeling in bewijskracht loopt van niveau 1 (zeer sterk bewijs uit een systematische review of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken ten opzichte van een referentietest) tot niveau 4 (opinie van deskundigen).