Veelgestelde vragen

09 oktober 2023

Een werknemer heeft recht op inzage in zijn volledige medische dossier. Dat is geregeld in artikel 7: 456 Burgerlijk Wetboek (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst). Deze wettelijke bepaling is van overeenkomstige toepassing in de verhouding tussen bedrijfsarts en werknemer. Het is dus niet toegestaan inzage in bepaalde gegevens te weigeren omdat de bedrijfsarts dit niet in het belang van de werknemer vindt, bijvoorbeeld in verband met de psychische impact voor deze werknemer. Wel verdient het in zo’n geval aanbeveling de werknemer ‘te begeleiden’, bijvoorbeeld door een gesprek aan te bieden waarin vragen naar aanleiding van inzage in het dossier besproken kunnen worden.

Persoonlijke werkaantekeningen
Persoonlijke werkaantekeningen maken geen onderdeel uit van het dossier en zijn dus van het inzagerecht uitgezonderd. Deze aantekeningen zijn niet bedoeld om onder ogen van anderen dan de arts zelf te komen en mogen dit dus ook niet zijn geweest. Het zijn aantekeningen bedoeld voor de eigen voorlopige gedachtegang, geheugensteuntjes bedoeld voor de arts zelf, die naar verloop van tijd hun waarde verliezen en dan vernietigd moeten worden. Eventuele persoonlijke werkaantekeningen die naar de mening van de bedrijfsarts niet in het dossier thuishoren, moet hij er ook niet aan toevoegen maar elders separaat onderbrengen. Eenmaal onderdeel uitmakend van het dossier is de informatie toegankelijk voor de werknemer.

Uitzondering
Er is één uitzondering op het recht van de werknemer op inzage in en afschrift van zijn volledige dossier. Het verstrekken van inzage en afschrift blijft achterwege indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een derde.[1] Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om door de werkgever (of door een andere persoon of instantie) verstrekte vertrouwelijke gegevens. De arts wordt geacht ten aanzien van dergelijke gegevens een afweging te maken tussen het belang van de werknemer bij inzage en het belang van de bescherming van de privacy van de derde.

Om problemen te voorkomen verdient het aanbeveling om in uitzonderlijke gevallen waarin te voorzien is dat een derde gerechtvaardigd bezwaren heeft tegen inzage van bepaalde informatie door de werknemer, deze informatie aldus in het dossier op te slaan dat inzage met een beroep op het vertrouwelijke karakter van die gegevens kan worden verhinderd. Bij voorkeur worden zulke gegevens echter separaat en dus niet in het dossier zelf opgeslagen. Voordat de bedrijfsarts naar aanleiding van een verzoek inzage in de hier bedoelde gegevens weigert, gaat hij bij de derde na of deze derde daadwerkelijk bezwaar maakt tegen kennisneming door de werknemer.[2]


[1] Artikel 456 Burgerlijk Wetboek Boek 7
Zie ook: WGBO en Bedrijfsarts, advies uitgebracht aan de besturen van de Vereniging Gezondheidsrecht en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, augustus 2000.

[2] Art. 35 lid 3 Wet Bescherming Persoonsgegevens.


Lees meer

« Terug naar index

23 november 2023

De hoofdregel is dat een arts de medische gegevens van een overledene niet aan derden verstrekt. Het medisch beroepsgeheim geldt ook als de patiënt overleden is. Dat betekent dat nabestaanden in principe geen gegevens uit het medisch dossier van hun overleden naaste mogen inzien en er ook geen afschrift van mogen ontvangen. De wet bevat een beperkt aantal uitzonderingen op die hoofdregel. Het gaat om o.a.:

  • de toestemming die een patiënt bij leven heeft gegeven of juist geweigerd
  • inzagerecht na een incident
  • inzagerecht vanwege een zwaarwegend belang

Als sprake is van een uitzondering dan geldt dat de gegevensverstrekking moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat wil zeggen dat niet meer gegevens mogen worden verstrekt dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor de gegevens worden opgevraagd. Tenzij de overleden patiënt toestemming heeft gegeven voor inzage of afschrift.

De ‘Handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden’ (KNMG, 2021) gaat in op alle regels rondom het recht voor nabestaanden op inzage en afschrift van gegevens uit medische dossiers van overleden naasten. De handreiking is een samenwerking van de KNMG en Patiëntenfederatie Nederland. 

Lees meer

« Terug naar index

01 maart 2024

Onder een behandelteam in de bedrijfsgezondheidszorg verstaan we de personen die rechtstreeks bij de behandeling, begeleiding of hulpverlening aan een individuele werknemer betrokken zijn, ook wel aangeduid als de rechtstreeks betrokkenen. Een behandelteam kan bestaan uit de bedrijfsarts, a(n)ios[1], ondersteunend personeel zoals doktersassistenten, POB of functionarissen met vergelijkbare taken en administratieve en secretariële ondersteuners. Deze personen assisteren de bedrijfsarts bij de begeleiding van de werknemer met een specifieke taak in een omschreven deelgebied. Voorbeelden van deelgebieden zijn sociaal-medische begeleiding, arbeidsomstandighedenzorg, keuringen en PMO. Een combinatie van deelgebieden is mogelijk.

Behandelteam en toegang tot het dossier
Op grond van het Artikel 457 lid 2 WGBO en de Beleidsregels verwerking persoonsgegevens gezondheid zieke werknemers, §5.2.1 heeft ieder lid van het behandelteam zonder voorafgaande toestemming van de werknemer toegang tot die medische gegevens die voor zijn/haar taak in dit specifieke geval noodzakelijk zijn. Dat is dus niet hetzelfde als toegang tot het gehele dossier. De opgedragen taak per deelgebied is bepalend voor de aard en omvang van de informatie waarover ieder lid van het behandelteam mag beschikken. Betrokkenen dienen zich bewust te zijn van de implicaties die de informatie-uitwisseling heeft. De werknemer moet op de hoogte zijn van de gekozen wijze van informatieverstrekking en mag hiertegen bezwaar maken.

Taakgedelegeerden
Bedrijfsarts moet altijd de mogelijkheid hebben om informatie vast te leggen in een afgeschermd deel van het dossier, waar een taakgedelegeerde géén toegang toe heeft. In de praktijk kan dat op verschillende manieren worden ingericht. Zo kunnen bedrijfsarts en gedelegeerde(n) in hetzelfde dossier werken, met een afgeschermd deel voor de bedrijfsarts voor informatie die niet gedeeld moet worden met de gedelegeerde(n). Of bedrijfsarts en gedelegeerde(n) werken in een eigen deel. Daarbij moet de informatie van de gedelegeerde(n) altijd zichtbaar zijn voor de bedrijfsarts. Dit komt voort uit zijn verantwoordelijkheid als delegerend bedrijfsarts. Andersom moet de bedrijfsarts actief kunnen kiezen welke informatie hij al dan niet deelt met de gedelegeerde(n).

Procesbegeleiding
Wanneer de taak van een functionaris alleen bestaat uit faciliterende en coördinerende werkzaamheden tijdens het ziekteverzuimproces, is de functionaris aan te merken als procesbewaker voor de werkgever. De functionaris mag alleen beschikken over de informatie die noodzakelijk is voor de vervulling van deze taken en heeft geen toegang tot het medisch deel van het dossier.

Waarneming
De bedrijfsarts heeft geen zwijgplicht tegenover een arts die als zijn vervanger, ook wel waarnemer genoemd, optreedt. De vervanger heeft daarom toegang tot het gehele bedrijfsgeneeskundige dossier van werknemers die hij tijdens de waarneming ziet. De werknemer mag hiertegen bezwaar maken. In dat geval mag de vervanger het dossier niet inzien. De vervanger mag de werknemer er dan wel op wijzen dat het nadelig kan zijn voor de begeleiding als hij het dossier niet mag inzien.

De bedrijfsarts mag aan degene die hem vervangt vooraf specifieke informatie over een werknemer verstrekken, ook als de werknemer bezwaar heeft tegen toegang tot het bedrijfsgeneeskundige dossier door de vervanger. Bijvoorbeeld om de vervanger voor te bereiden op een zorgvraag, die zich tijdens de waarneming kan voordoen.

Geen onderdeel van het behandelteam
Behandelaars met een eigen opdracht zoals bedrijfsmaatschappelijk werkers, psychologen en fysiotherapeuten maken geen deel uit van het behandelteam van de bedrijfsarts.

Twijfel
Bij twijfel over de rechtmatigheid van de beoogde informatie-uitwisseling is het advies om toestemming te vragen aan de werknemer.

Zie voor meer informatie het NVAB standpunt taakdelegatie (o.a. H1.7 ‘Privacyregeling bij delegatie’), de NVAB Leidraad bedrijfsgeneeskundig dossier- Inrichting & Overdracht en de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens (H1.4.1 en H1.4.2).


[1] Niet alle (bedrijfs)artsen die bij dezelfde arbodienst werken mogen in alle bedrijfsgeneeskundige dossiers. Alleen die (bedrijfs)artsen die voor eenzelfde klant werken én elkaars vervanger zijn kunnen als één behandelteam beschouwd worden.


Lees meer

27 november 2023

Op 1 juli 2020 zijn artikel 15d en artikel 15e van de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) in werking getreden. Deze artikelen hebben betrekking op elektronische inzage, elektronisch afschrift (15d) en logging (15e). Elke persoon heeft recht op elektronische inzage en een elektronisch afschrift van de gegevens uit zijn patiëntendossier. Deze gegevens moeten kosteloos worden verstrekt.

Elektronische inzage en elektronisch afschrift
De Wabvpz schrijft de vorm niet voor waarop elektronische inzage of een elektronisch afschrift moet worden ontsloten.

Elektronische inzage
Wanneer je als zorgverlener elektronische inzage aanbiedt kan dat bijvoorbeeld via een beveiligd zorgportaal. Realiseer je dat het dan moet voldoen aan de juiste beveiliging en voorwaarden (WGBO-dossiers, beveiligde verbinding, logging enz.). Voor zover inzage op deze manier niet mogelijk is, kan als alternatief elektronische inzage (op het scherm) worden gegeven of een elektronisch afschrift (op papier) worden verstrekt.

Elektronisch afschrift
Net zoals bij elektronische inzage is ook de vorm voor elektronisch afschrift niet voorgeschreven, dit mag bijvoorbeeld ook een pdf-bestand zijn. Het recht op een elektronisch afschrift op grond van de Wabvpz betekent dat zorgaanbieders een voorziening moeten hebben waarmee zeker is dat het afschrift langs een beveiligde weg bij de juiste persoon terecht komt. Hierbij kan gedacht worden aan het per e-mail versturen van een link naar een beveiligde website waar het afschrift beschikbaar wordt gesteld. Het afschrift kan ook in de vorm van een USB-stick met pdf-bestanden worden verstrekt.

Logging
In artikel 15e van de Wabvpz wordt ingegaan op logging en specifiek wat voor loggingsinformatie ook moet worden opgenomen in een afschrift, in aanvulling op de al bestaande plicht tot logging op grond van de AVG. In een van de opgenomen eisen, de NEN 7513, wordt beschreven wat er aan logging beschikbaar moet zijn en aspecten zoals wie wanneer welk dossier heeft geraadpleegd of veranderd.

Lees meer

« Terug naar index