In de december editie van het LAD-magazine zijn Madelijn de Kleine, NVAB-vicevoorzitter, en Juliën Rezek, bestuurslid van de Jonge Bedrijfsarts, geïnterviewd. Ze vertellen over de nieuwe koers van de NVAB, hoe deze de veelzijdigheid van het vak versterkt én aantrekkelijker maakt voor nieuwe generaties artsen.
Van verzuim naar preventie
Volgens onze vicevoorzitter Madelijn de Kleine ligt de kern van het werk als bedrijfsarts in het voorkomen van ziekte en het bevorderen van gezondheid in relatie tot werk. Zo zegt ze in het interview: “De beroepsbevolking groeit, er gebeuren nog steeds veel ongelukken op het werk en er worden ook nog steeds veel mensen ziek door werkgerelateerde factoren. Om structurele uitval tegen te gaan, moeten we verder kijken dan alleen ziektebegeleiding. Preventie is geen luxe, maar een randvoorwaarde voor gezonde
werknemers.” Madelijn benoemt dat bedrijfsartsen meer ruimte moeten krijgen om preventief te werken en organisaties structureel te adviseren over gezond werken en duurzame inzetbaarheid.
Nieuwe generatie bedrijfsartsen
Bedrijfsgeneeskunde trekt meer jonge artsen aan dan ooit, inmiddels zijn er ruim 500 artsen in opleiding – een recordaantal. Jonge artsen kiezen bewust voor de brede, maatschappelijke insteek van het vak. Ook artsen uit andere specialismen maken de overstap, onder meer vanwege meer autonomie en een betere werk-privébalans. Die instroom zorgt voor nieuwe kennis, perspectieven en energie binnen de bedrijfsgeneeskunde.
Een van die nieuwe artsen is Juliën Rezek, arts in opleiding tot bedrijfsarts én bestuurslid van De Jonge Bedrijfsarts. Waarom hij voor dit vak gekozen heeft? “Tijdens mijn coschappen ontdekte ik dat medische
zorg maar voor een klein deel bijdraagt aan iemands gezondheid – ongeveer tien procent. “De rest wordt bepaald door leefstijl, sociale omgeving en werk. Als bedrijfsarts kun je juist dáár verschil maken. Je kijkt breder dan ziekte: naar de mens, het werk en wat iemand nodig heeft om gezond te blijven” zegt hij.
