FAQ: medisch onderzoek
2 vragen en antwoorden
Gerelateerd: Ziektebeoordeling
1. Wat zijn de regels voor psychologisch en lichamelijk onderzoek door de bedrijfsarts?
In beginsel mag elke arts alle geneeskundige handelingen verrichten, waaronder psychologisch onderzoek, mits hij daartoe bekwaam is. (1) Of een arts bekwaam is voor een bepaalde handeling of voor een bepaalde vorm van onderzoek hangt af van zijn persoonlijke vaardigheden, maar ook van wat in meer algemene zin tot het deskundigheidsgebied van het specialisme wordt gerekend. Zeker bij meer complexe psychologische onderzoeksmethoden, uit te voeren door een bedrijfsarts, zal deze vraag nadrukkelijk aan de orde zijn. Daarbij speelt een rol wat volgens richtlijnen, codes en protocollen van de beroepsvereniging tot het takenpakket wordt gerekend.
De bedrijfsarts dient dus alert te zijn op de grenzen van zijn deskundigheid. Zo overwoog het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg naar aanleiding van een klacht van een arbeidsongeschikte werknemer met depressieve klachten tegen zijn bedrijfsarts die hem had voorgesteld het oordeel van een psychiater in te winnen: “Naar het oordeel van het College getuigt het echter wel van zorgvuldigheid, dat verweerder een dergelijk voorstel aan klager heeft gedaan, zich kennelijk bewust van de grenzen van zijn eigen deskundigheid als bedrijfsarts.” (2)
De te verrichten handeling moet in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het doel dat de arts voor ogen heeft. Een vaginaal toucher door de bedrijfsarts bij een aanstellingskeuring of bij een beoordeling van de belastbaarheid van een zieke werknemer zal zelden als relevant en/of proportioneel worden gezien, en is dan bij eventuele tuchtrechtelijke toetsing waarschijnlijk laakbaar. Elk medisch handelen dient dus noodzakelijk te zijn, en de arts moet de deskundigheid hebben om de handeling uit te voeren.
Het medisch onderzoek vindt uitsluitend plaats met toestemming van de patiënt. Voordat de bedrijfsarts overgaat tot het voorgenomen onderzoek gaat hij na of aan de volgende zorgvuldigheidseisen is voldaan:
- De werknemer is duidelijk geïnformeerd over aard en noodzaak van het onderzoek.
- Het voorgenomen onderzoek is beperkt tot het doel en is voor het bereiken van dat doel relevant en noodzakelijk.
- Het voorgenomen onderzoek staat in redelijke verhouding tot het doel (proportioneel) en is de minst belastende methode om het doel te bereiken (subsidiariteit).
- Het onderzoek is niet onredelijk bezwarend of belastend en de lichamelijke of psychische integriteit wordt niet onevenredig zwaar aangetast. (3)
Indien aan deze zorgvuldigheidseisen is voldaan en de werknemer weigert alsnog een voorgenomen onderzoek te ondergaan, dan maakt de bedrijfsarts van de weigering en de reden hiervan aantekening in het medisch dossier. Afhankelijk van de reden van weigering kan vervolgens in overleg met de werknemer een ‘second opinion’ gevraagd worden aan een andere bedrijfsarts of een leidinggevende binnen de arbodienst om te bezien of de werknemer een valide reden had het onderzoek te weigeren. Bevestigt deze ‘second opinion’ de bedrijfsarts in zijn oordeel en blijft de patiënt bij zijn weigering, dan kan de bedrijfsarts de opdrachtgever/werkgever berichten dat de werknemer niet wil meewerken en er dus geen advies gegeven kan worden.
Noten
(1) Artikel 36 Wet BIG, Art.446 WGBO.
(2) Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 7 december 2004, 2003/276.
(3) Behandelen door de bedrijfsarts: Mogelijkheden en knelpunten. Advies KNMG aan NVAB, Doppegieter en Willems, p. 28. Zie ook J.C.J Dute, De medewerkingsplicht bij geneeskundig handelen in het sociaal zekerheidsrecht, TvGr 1988, p.324-355.
2. Een werkgever vindt een werknemer een gevaar voor zichzelf en anderen. Mag hij hem naar de bedrijfsarts sturen?
Deze vraag deed zich voor bij een werknemer die als chauffeur werkzaam was.
Een werknemer is niet verplicht de bedrijfsarts te bezoeken louter vanwege het feit dat een werkgever vermoedt dat er veiligheidsrisico’s in het geding zijn. De werkgever kan zijn niet wegens ziekte verzuimende werknemer ook niet naar een bedrijfsarts ‘sturen’.
De werkgever zou aangeraden moeten worden betreffende werknemer mee te delen dat hij disfunctioneert als chauffeur. De werkgever kan daarvoor die maatregelen treffen die iedere werkgever in vergelijkbare omstandigheden mag treffen (bijvoorbeeld de werknemer van de auto afhalen). Tegelijk kan de werkgever het vermoeden uitspreken dat het disfunctioneren mogelijk het gevolg is van ziekte of gebrek en dat hij de werknemer in de gelegenheid stelt om daar onderzoek naar te laten verrichten. Bij het gesprek over het disfunctioneren bespreekt werkgever eveneens de eigen verantwoordelijkheid van de chauffeur conform art 5 WVW. Bij medische problemen kan de werknemer ook het CBR om advies vragen.
De bedrijfsarts kan op grond van verkregen informatie van o.a. de werkgever een ernstig vermoeden hebben van een gezondheidsprobleem dat tot een onveilige situatie kan leiden voor de werknemer zelf of voor derden. In zulke gevallen kan hij besluiten de werknemer op het spreekuur uit te nodigen voor een gesprek. De werknemer hoeft niet tegemoet te komen aan zo’n verzoek, maar zal dat meestal wel doen. Alleen met instemming van de werknemer kan vervolgens nader onderzoek plaatsvinden.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan de bedrijfsarts de werknemer melden dat hij de werkgever moet adviseren inzake deze vermoede risico’s. Bijvoorbeeld wanneer de bedrijfsarts sterke aanwijzingen heeft dat betreffende werknemer inderdaad een gevaar voor zichzelf of voor anderen is, en de werknemer niet wil meewerken aan nader onderzoek, De bedrijfsarts dient in een dergelijke – zeer uitzonderlijke - situatie te verkeren in een zogenaamd ‘conflict van plichten’ die de doorbreking van het beroepsgeheim kan rechtvaardigen. Als uitgangspunt voor de doorbreking van het beroepsgeheim kunnen de volgende zes cumulatieve criteria worden gebruikt (ontleend aan Leenen) (1):
- alles is in het werk gesteld om de toestemming van de patiënt te verkrijgen;
- de arts moet in gewetensnood verkeren door het handhaven van de zwijgplicht;
- er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen;
- het niet-doorbreken van het geheim levert naar grote waarschijnlijkheid voor een ander ernstige schade op;
- het moet vrijwel zeker zijn dat door de geheimdoorbreking die schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt;
- het geheim wordt zo min mogelijk geschonden.
Dit zal de bedrijfsarts goed gemotiveerd in het dossier van de werknemer moeten vastleggen. In veel gevallen zal de werknemer in deze situatie wel akkoord gaan met een verzoek van de bedrijfsarts om eerst met de behandelende sector (huisarts) te overleggen. Een dergelijke tussenstap is zeker te overwegen, in gezamenlijk overleg kan dan worden besloten wat wijsheid is. (2)
In sommige branches kan bij wet of bij CAO een zogenaamde verplichte medische keuring gelden. Dit is ondermeer het geval in het Besluit Personen Vervoer en de CAO’s Ambulancezorg en Beroepsgoederenvervoer. Dergelijke verplichte medische keuringen gedurende een dienstverband zijn periodiek en dienen te gelden voor alle werknemers. Voor meer informatie omtrent verplichte medische keuringen wordt verwezen naar de NVAB-Leidraad Verplichte medische keuringen van werknemers tijdens hun dienstverband. (3)
Noten
(1) H.J.J. Leenen, Handboek Gezondheidsrecht, Deel II, vierde druk,bewerkt door H.J.J. Leenen en J.C. Gevers, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem 2000.
(2) KNMG consult Arts en patiëntenrechten.
(3) NVAB-Leidraad Verplichte medische keuringen van werknemers tijdens hun dienstverband (NVAB 2007).