FAQ: inzagerecht
3 vragen en antwoorden
Geralateerd: Privacy & gegevensbescherming
1. Hebben werknemers recht op inzage in het volledige medische dossier?
Een werknemer heeft recht op inzage in zijn volledige medische dossier. Dat is geregeld in artikel 7: 456 Burgerlijk Wetboek (Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst). Deze wettelijke bepaling is van overeenkomstige toepassing in de verhouding tussen bedrijfsarts en werknemer. Het is dus niet toegestaan inzage in bepaalde gegevens te weigeren omdat de bedrijfsarts dit niet in het belang van de werknemer vindt, bijvoorbeeld in verband met de psychische impact voor deze werknemer. Wel verdient het in zo’n geval aanbeveling de werknemer ‘te begeleiden’, bijvoorbeeld door een gesprek aan te bieden waarin vragen naar aanleiding van inzage in het dossier besproken kunnen worden.
Persoonlijke werkaantekeningen
Persoonlijke werkaantekeningen maken geen onderdeel uit van het dossier en zijn dus van het inzagerecht uitgezonderd. Deze aantekeningen zijn niet bedoeld om onder ogen van anderen dan de arts zelf te komen en mogen dit dus ook niet zijn geweest. Het zijn aantekeningen bedoeld voor de eigen voorlopige gedachtegang, geheugensteuntjes bedoeld voor de arts zelf, die naar verloop van tijd hun waarde verliezen en dan vernietigd moeten worden. Eventuele persoonlijke werkaantekeningen die naar de mening van de bedrijfsarts niet in het dossier thuishoren, moet hij er ook niet aan toevoegen maar elders separaat onderbrengen. Eenmaal onderdeel uitmakend van het dossier is de informatie toegankelijk voor de werknemer.
Uitzondering
Er is één uitzondering op het recht van de werknemer op inzage in en afschrift van zijn volledige dossier. Het verstrekken van inzage en afschrift blijft achterwege indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een derde. (1) Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om door de werkgever (of door een andere persoon of instantie) verstrekte vertrouwelijke gegevens. De arts wordt geacht ten aanzien van dergelijke gegevens een afweging te maken tussen het belang van de werknemer bij inzage en het belang van de bescherming van de privacy van de derde.
Om problemen te voorkomen verdient het aanbeveling om in uitzonderlijke gevallen waarin te voorzien is dat een derde gerechtvaardigd bezwaren heeft tegen inzage van bepaalde informatie door de werknemer, deze informatie aldus in het dossier op te slaan dat inzage met een beroep op het vertrouwelijke karakter van die gegevens kan worden verhinderd. Bij voorkeur worden zulke gegevens echter separaat en dus niet in het dossier zelf opgeslagen. Voordat de bedrijfsarts naar aanleiding van een verzoek inzage in de hier bedoelde gegevens weigert, gaat hij bij de derde na of deze derde daadwerkelijk bezwaar maakt tegen kennisneming door de werknemer.(2)
Noten
(1) Art. 7: 456 B.W. Zie ook: WGBO en Bedrijfsarts, advies uitgebracht aan de besturen van de Vereniging Gezondheidsrecht en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, augustus 2000.
(2) Art. 35 lid 3 Wet Bescherming Persoonsgegevens.
2. Heeft een familielid van een overleden werknemer recht op inzage van het medisch dossier?
De hoofdregel is dat een arts de medische gegevens van een overledene niet aan derden verstrekt. Het beroepsgeheim 'reikt over het graf' heen. Nabestaanden kunnen de arts niet van zijn geheimhoudingsverplichting ontslaan. Omdat deze regel soms tot ongewenste consequenties leidt kan daarop in de volgende drie gevallen een uitzondering worden gemaakt.
- Er is een wettelijk voorschrift dat tot gegevensverstrekking verplicht. Een voorbeeld hiervan is de overlijdensverklaring op grond van de Wet op de lijkbezorging (WLB).
- De arts heeft concrete aanwijzingen om te veronderstellen dat de overledene, ware hij nog in leven geweest, toestemming voor gegevensverstrekking zou hebben gegeven. De wil van de overledene moet als het ware worden gereconstrueerd. Vaak zal er van uitgegaan kunnen worden dat een overledene ermee zou instemmen dat zijn nabestaanden inzage krijgen als er vragen of onduidelijkheden zijn ontstaan over de behandeling of begeleiding (vermoeden fout) of als het gaat om erfelijk bepaalde afwijkingen. Daarbij spelen factoren een rol als: Wie doet het verzoek? Hoe was de verhouding tussen de verzoeker en de overledene? Hoe privacygevoelig zijn de gegevens? Welk doel is met de gegevensverstrekking gediend? Het belang dat derden (bijvoorbeeld nabestaanden) bij gegevensverstrekking hebben, hoe zwaarwichtig ook, levert als zodanig onvoldoende aanwijzing op om de toestemming van de overledene te veronderstellen.
- Als geen toestemming kan worden verondersteld, maar de arts toch concrete aanwijzingen heeft dat er belangen op het spel staan die zó zwaarwegend zijn dat het belang dat met geheimhouding is gemoeid daarvoor moet wijken (conflict van plichten). Financiële- en/of emotionele belangen van nabestaanden (rouwverwerking) zijn doorgaans onvoldoende zwaarwegend om het geheim van de overledene op deze grond opzij te zetten. (1)
Noten
(1) KNMG 'Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens' (december 2003) hoofdstuk 4.5 'Gegevensverstrekking na de dood'.
3. Mogen de leden van een behandelteam zonder toestemming van de werknemer informatie uitwisselen?
Onder een behandelteam in de bedrijfsgezondheidszorg verstaan we de personen die rechtstreeks bij de behandeling, begeleiding of hulpverlening aan een individuele werknemer betrokken zijn, ook wel aangeduid als de rechtstreeks betrokkenen. Een behandelteam kan bestaan uit de bedrijfsarts, a(n)ios, ondersteunend personeel zoals doktersassistenten, POB of functionarissen met vergelijkbare taken, administratieve en secretariële ondersteuners. Deze personen assisteren de bedrijfsarts bij diens behandeling/begeleiding van de werknemer met een specifieke taak in een omschreven deelgebied. Voorbeelden van deelgebieden zijn sociaal-medische begeleiding, arbeidsomstandighedenzorg, keuringen en PMO. Een combinatie van deelgebieden is mogelijk.
De zwijgplicht geldt niet tussen hulpverleners die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandeling, begeleiding van of hulpverlening aan individuele werknemers. De opgedragen taak per deelgebied is bepalend voor de aard en omvang van de informatie waarover ieder lid van het behandelteam mag beschikken. Hiermee is dan ook het kader gegeven voor de onderlinge uitwisseling van informatie vallend onder het beroepsgeheim. Betrokkenen dienen zich bewust te zijn van de implicaties die de informatie-uitwisseling heeft. De werknemer moet op de hoogte zijn van de gekozen wijze van informatieverstrekking en mag hiertegen bezwaar maken.
Ieder lid van het behandelteam heeft zonder voorafgaande toestemming van de werknemer toegang tot die medische gegevens die voor zijn/haar taak in dit specifieke geval noodzakelijk zijn.[1] Dat is dus niet hetzelfde als toegang tot het gehele dossier. Om deze reden heeft een gedelegeerde zoals een POB geen toegang tot het volledige dossier van de bedrijfsarts en werkt hij in een eigen dossier. Andersom mag de delegerende bedrijfsarts wel het dossier van de POB inzien. Dit komt voort uit zijn verantwoordelijkheid als delegerend bedrijfsarts.
Ook de waarnemer van de bedrijfsarts heeft toegang tot het bedrijfsgeneeskundig dossier op grond van BW art 7:457 lid 2. Betrokken werknemer mag hiertegen bezwaar maken. De waarnemer bespreekt met betrokkene de mogelijke consequenties van zijn bezwaar. Ook als de werknemer bezwaar heeft tegen toegang tot zijn dossier mag de eigen bedrijfsarts zijn waarnemer vooraf wel specifieke informatie verstrekken bv in verband met de (te verwachten) zorgvraag. Dit betekent dus dat bij bezwaar de bedrijfsarts zijn waarnemer wel mondeling specifieke informatie mag verstrekken maar dat de waarnemer geen toegang heeft tot het bedrijfsgeneeskundig dossier van betrokkene .
NB: Behandelaars met een eigen opdracht zoals BMW, psychologen en fysiotherapeuten maken geen deel uit van het behandelteam van de bedrijfsarts. Zij kunnen wel zelf een vergelijkbaar behandelteam hebben.
Bij twijfel over de rechtmatigheid van de beoogde informatie-uitwisseling is het advies toch toestemming te vragen aan de werknemer.
Zie ook: KNMG-richtlijn omgaan met medische gegevens (Paragraaf 1.4)