EBM om twee uur ‘s nachts…

31 augustus 2012

 'You need to be able to do EBM at 2 am'. Dat was het antwoord van een Britse huisarts op de vraag wanneer een richtlijn voor hem een goede richtlijn is, aldus Shaun Treweek, een van de sprekers op de G-I-N Conference ‘Global Evidence – International Diversity’ die van 22 tot en met 25 augustus in Berlijn gehouden werd.

G-I-N staat voor Guidelines International Network, een wereldwijd netwerk van wetenschappers, richtlijnontwikkelaars, gezondheidszorgprofessionals en consumenten dat tot doel heeft de kwaliteit en efficiency van de ontwikkeling en implementatie van evidence-based richtlijnen te verhogen door gezamenlijke methodeontwikkeling en internationale samenwerking. G-I-N omvat 87 organisaties (in ons land onder andere NHG, CBO, Orde van Medisch Specialisten, IKNL en KNGF) en 107 individuele leden uit 45 landen. Het was een verjaardagsfeestje, de organisatie bestaat tien jaar. Velen waren op het partijtje afgekomen: 577 deelnemers, het drukste congres in de geschiedenis van G-I-N tot nu toe. Nederland was met 66 deelnemers goed vertegenwoordigd.

Toepasbaarheid moet verbeteren

Richtlijnen zijn niet meer weg te denken uit de praktijk van de meeste professionals in de gezondheidszorg. Als middel om de kwaliteit van zorg te verbeteren door het handelen meer te baseren op wetenschappelijk bewijs dan alleen op ervaring en meningen, de snel groeiende informatiestroom hanteerbaar te maken en transparanter te werken zijn ze inmiddels een vaste waarde. Toch is het de vraag of de meeste richtlijnen beantwoorden aan het criterium van de bovengenoemde Britse huisarts.

Wie de omvang en de inhoud van de gemiddelde mono- of multidisciplinaire richtlijn voor zich ziet, zal moeten bekennen dat dit om twee uur ’s nachts nou niet het meest toegankelijke medium is om snelle beslissingen op te baseren. Toch wordt dat in een dergelijke situatie nu juist gevraagd. Maar ook in minder acute situaties blinken richtlijnen niet altijd uit door hun helderheid, beknoptheid en toepasbaarheid en dat heeft ook zijn invloed op het gebruik ervan. Dat hier nog een wereld te winnen valt, was ook een van de conclusies van de G-I-N Conferentie.

De patiënt als implementatiebevorderaar

Behalve het, ook via elektronische en andere innovatieve middelen, verbeteren van de toepassingsmogelijkheden voor professionals hoort hier het beter inzetten van ervaringen en mogelijkheden van patiënten/consumenten bij. Met enige trots werd tijdens de Conferentie de G-I-N Patient & Public Involvement Toolkit ten doop gehouden. Deze toolkit bevat allerlei suggesties en hulpmiddelen om patiënten beter bij de ontwikkeling en invoering van richtlijnen te betrekken, zowel bij het inventariseren van patiëntenervaringen, het deelnemen van patiëntenvertegenwoordigers aan de richtlijnontwikkeling als het opstellen van patiëntenversies en –hulpmiddelen.

Voor het met de mond zo vaak beleden ‘shared decisionmaking’ moet die patiënt wel goed geïnformeerd zijn over de verschillende opties van de behandeling of begeleiding. Een duidelijke patiëntenversie van een richtlijn kan hier een goede rol bij spelen. Omgekeerd kan ook een goed geïnformeerde patiënt het gebruik van de richtlijn door de professional bevorderen door over de belangrijkste onderwerpen en opties van de richtlijn te praten en keuzes te maken. Enkele sprekers lieten hiervoor ook voorbeelden van dergelijke ‘option grids’ zien.

Mits handzaam uitgewerkt zou dat ook om twee uur ’s nachts kunnen maar daar ligt nog wel een hele uitdaging…!

Carel Hulshof